Beelddenken
Beelddenken
is visueel, intuïtief en ruimtelijk denken. Beelddenkers
zijn creatieve denkers die door hun ruimtelijke waarnemingsvermogen
en hun visuele voorstellingsvermogen goed zijn in het verwerken van
simultane (gelijktijdig aangeboden) informatie. Daarbij letten ze vooral
op overeenkomsten, waardoor ze vaak met verrassende oplossingen voor
problemen komen.
|

Twee pioniers van het beelddenken: Nel Ojemann en Ron Davis
|
Volgens
Ron Davis voltrekt beelddenken zich op het niveau van het onbewuste.
Het denken gaat zó snel dat men zich niet bewust is van de afzonderlijke
beelden die worden gevormd.
Bij
mensen bedraagt de tijd die nodig is om zich van een waarneming bewust
te worden vrijwel altijd 1/25 seconde. Met andere woorden een prikkel
moet gedurende 1/25 van een seconde aanhouden om bewust te worden waargenomen.
Een prikkel die korter dan 1/25 seconde, maar langer dan 1/36 seconde
aanhoudt, valt in de categorie van de onbewuste prikkels. Onze hersenen
ontvangen iets, maar we zijn er ons niet van bewust wát ze ontvangen.
Als een prikkel korter dan 1/36 seconde aanhoudt ontvangen we hem zelfs
niet eens meer onbewust. Het gaat dan te snel voor onze hersenen om
er iets mee te kunnen doen.
Beelddenken schijnt vrijwel altijd te gebeuren met een frequentie van
zon 32 beelden per seconde. De beeldduur is dus korter dan de
bewustwordingstijd van 1/25 seconde, maar langer dan de onbewuste grens
van 1/36 seconde. Beelddenkers krijgen een gedachte maar zijn zich er
niet bewust van. Ze worden zich bewust van het resultaat van het denkproces
zodra dat beschikbaar komt, maar zijn zich niet bewust van het proces
zelf. Met andere woorden, ze weten het antwoord zonder te weten waarom
dat het antwoord is.
Door
hun multidimensionale denkwijze hebben beelddenkers vaak moeite met
het begrijpen van letters, cijfers, symbolen en woorden waar ze geen
beeld bij hebben. Ze proberen als het ware te lezen terwijl ze non-verbaal
denken. De ontwikkeling van het beeld dat de zinnen vormen, stokt bij
ieder onbekend woord, omdat er een lege plek in het beeld ontstaat.
Hierdoor kunnen ze de symptomen van dyslexie ontwikkelen.
Nel
Ojemann heeft onderzoek gedaan naar het verschil tussen de leerstijl
van de beelddenker en de wijze van instructie in ons onderwijs, dat
problemen veroorzaakt die we systeemgerelateerde leerproblemen noemen.
Beelddenkers kunnen complexe situaties vaak in één oogopslag
overzien. Datgene wat ze overzien kunnen ze echter niet altijd even
vlug en gemakkelijk in woorden omzetten. Ze maken soms te grote gedachtesprongen,
waardoor ze voor anderen dan moeilijk te volgen zijn.
In ons schoolsysteem wordt de leerstof stap voor stap aangeboden, en
geoefend door steeds weer te herhalen. Dit past niet bij de leerstijl
van de beelddenker: die wil eerst het geheel overzien om de onderdelen
te kunnen begrijpen. De beelddenker maakt zich een concept snel eigen
als de informatie in een context is geplaatst en gerelateerd is aan
andere concepten.